Jolien Janzing
Biografie
Toen Jolien Janzing zeven was, tikte ze haar eerste verhaal op de schrijfmachine van haar moeder. Sindsdien is ze niet gestopt met het vertellen van verhalen. Haar historische romans De Meester en Audrey & Anne verschenen in meerdere talen. Over haar roman Het tij hoog, de maan blauw schreef De Standaard der Letteren: ‘Alsof je in een impressionistisch schilderij stapt en een deel bent van de scène, zo lezen de bladzijden. Als je een theekransje even boeiend kunt maken als een ijzige poolwinter, ben je als schrijver geslaagd.’
Jolien Janzing boeken? Neem contact op met de Schrijverscentrale.
Meer over Jolien Janzing:
Veelgestelde vragen
Ik ben geboren in Veenendaal, in een wijk die het Schrijverspark heet. Grappig toeval, hè? Of misschien ook niet. Misschien zijn alle baby’s die in die wijk zijn geboren schrijver geworden. Volgens mijn ouders was het een mooie, zonnige dag: 27 mei 1964.
Met mijn vriendin Lena een clublokaal maken in een van de bijgebouwtjes naast haar huis. We plakten de muren vol posters uit de Donald Duck. Lena woonde vlakbij en we speelden vaak samen. We probeerden ook slakken te kweken, maar dat was niet zo’n succes. Lena had zes zussen en een broer. Ik vond het geweldig, zo’n groot gezin. Soms mocht ik blijven eten en dan kregen we speculaas bij de boterham.
Fantaseren. Toen ik met mijn nichtje Monique een bot vond in een wei in de buurt, fantaseerden we dat het een bot van een mammoet of een dinosaurus was. Het liefst wilde ik meteen een brief naar een belangrijk museum in Londen schrijven, maar mijn vader zei: ‘Laat het eerst maar eens aan onze buurman zien.’ Die buurman was boer en hij bekeek ons bot met een glimlachje. ‘Is van een varken,’ zei-ie. Nou, daar stopte het dan, maar ik fantaseerde wel vlug weer iets nieuws.
Toveren. Ik zou zoveel willen toveren. Een leuk huis voor iedereen. Een berg cadeautjes met Sinterklaas voor alle kinderen. Dat iedereen happy is en gezond en zin heeft om te dansen en te zingen. Een teletijdmachine ook, want ik zou graag terug in de tijd willen reizen om eens echt te gaan kijken hoe het was in de steentijd of bij de Romeinen.
Ik heb heel wat spannende dingen gedaan, dus dat is moeilijk kiezen. Ik heb als reporter gewerkt en dan kreeg ik vaak spannende opdrachten. Meereizen in een Falcon met een minister naar een ver Arabisch land. Het vliegtuigje moest daar landen tussen de bergen en het leek wel alsof het met de snuit naar beneden viel. In een Zuid-Amerikaanse stad een wijk bezoeken waar de bandieten met een geweer op de platte daken lagen. In Afrika met een oude ziekenwagen naar een ziekenhuis ergens in de rimboe rijden. Soms werd het me een beetje te spannend en dan zei ik: ‘Nou nee, dit is niets voor mij.’ Als de dingen heel hard gaan, zoals sneeuwscooters of speedboten of uit een helikopter springen met een parachute, dan plas ik in mijn broek van de schrik en hoeft het niet echt.
Ik had er zoveel. Moet ik echt kiezen? De boeken van Charles Dickens dan, die vond ik prachtig. En Alleen op de wereld van Hector Malot. Maar eigenlijk wil ik helemaal niet kiezen. Ik wil ze allemaal.
Echt huilen kan ik me niet herinneren. Ik ben niet het type dat makkelijk begint te snotteren bij films of een verhaal. Maar ik kan er wel droevig van worden. Of boos en opstandig. Oneerlijkheid vind ik heel erg. Toen Jane in het boek Jane Eyre er op haar verschrikkelijke kostschool van beschuldigd werd dat ze ongehoorzaam en stout was, vond ik dat echt vreselijk oneerlijk. Ze moest urenlang op een stoel staan en kreeg geen eten of drinken. Nou, als ik op die school zat, had ik meteen een opstand georganiseerd.
Een slechterik die ik zelf heb bedacht. Ze heet Dottie en is de chef van de Neanders in de steentijd. Ze eet vreselijk veel en haar Neanders krijgen enkel de restjes. Dottie ziet er best grappig uit met haar jurkjes van roze ijsbeerbont. Maar ook wel eng, met rare roze doodskopjes aan haar gordel.
De Harry Potter-boeken. Het is en blijft een magische serie.
Een boek waar hij of zij blij van wordt. Je moet die persoon wel goed kennen om te weten welk boek dat kan zijn. Je gaat dan op speurtocht. Jammer dat daar nog geen speurhond voor bestaat. Je zou zo’n hond dan laten snuffelen aan het T-shirt van die persoon, en dan ga je naar de boekwinkel en holt de hond regelrecht naar het juist boek!
Ik wilde archeoloog worden én filmster én zangeres én buitenlandreporter. Maar in de eerste plaats en altijd schrijver. Eigenlijk wilde ik dat niet worden, dat was ik gewoon al toen ik werd geboren. Mijn moeder vertelde dat ik met een potlood in mijn vuistje ben geboren en al meteen om een blocnote vroeg. Grapje! Nee, maar echt, schrijven is gewoon mijn ding. Ik was een jaar of zeven toen ik de plastic typemachine van mijn moeder kreeg. En ik tikte meteen een verhaal over een beertje dat verkouden was en niet naar school mocht. Ik heb het trouwens nog.
Het is best simpel. Als je schrijver wilt worden, ga je schrijven. Veel en over van alles. Het is een beetje zoals toveren, maar dan met je potlood. Of op een laptop, als je dat fijner vindt. Eerst staat er niks op papier en dan begin je een wereld op te bouwen. Met woorden. Dat is echt magisch. Toen ik een paar jaar geleden aan mijn eerste kinderboek begon, stond er helemaal niets op het papier. Maar beetje bij beetje ontstond de wereld van Atta, compleet met mammoeten en grotten en de chef van de Neanders met haar rode pluishaar. Alles kan, alles mag, jij bent de koning van je schrijfsels.
Een betere vraag zou zijn: waar krijg je geen inspiratie van? Want ik krijg zoveel ideeën dat ik ze niet allemaal kan uitwerken. Stop me in een cel zonder ramen op een eiland in de oceaan en dan verzin ik ook wel iets. Over hoe ik uit die gevangenis kan ontsnappen, bijvoorbeeld. Wist je trouwens dat fantasie een spier is? En spieren kun je trainen. Hoe meer je fantaseert, hoe beter je erin wordt. ’s Avonds voor je in slaap valt, kun je van alles fantaseren. Dan denken je ouders dat je veilig in je bed ligt, maar fantaseer jij dat je een walvis bent en diep beneden in de oceaan tussen het zwiepende zeewier zwemt. Kan allemaal.
Ik vind Abeltje een machtig kinderboek. Het is geschreven door Annie M.G. Schmidt. Abeltje is een jongen die een baantje krijgt in het warenhuis Knots. Hij mag in de lift op de knopjes duwen zodat de klanten dat niet zelf hoeven te doen. Maar er is een groen knopje helemaal bovenaan waar hij niet op mag duwen. Natuurlijk doet hij dat wel, net als de lift vol mensen zit. En de lift schiet door het dak! Je houdt het niet voor mogelijk, maar in een boek kan het. En toen ik een jaar of twaalf was begon ik de boeken van Charles Dickens te lezen, dat is ook een meesterlijke verteller.
Ik wil graag stilte en ik wil niet gestoord worden. Mijn telefoon gaat uit. Het is ook best mogelijk dat als je aanbelt, ik je een uurtje of twee aan de voordeur laat staan. Schrijven is echt tijd voor jezelf. Er is niets dat ik liever doe, behalve zoenen met mijn Paul.
Zelf heb ik er gelukkig nooit last van gehad. Het lijkt me een vreselijke ziekte, zoiets als galpuisten of oerwoudkoorts.
Toen mijn zoon en dochter klein waren, verzon ik gekke verhaaltjes voor hen. Over monstertjes die ondersteboven in tunnels hingen en gekke gezichten naar de kinderen in de auto’s trokken. Of over een meisje dat Sara zonder puntje heet, omdat ze geen puntje aan haar tong had. Als ze een ijsje at, moest ze er telkens met haar hele tong aan likken.
Telkens weer is het fantastisch als een uitgever zegt: ‘Jolien, we gaan je boek uitgeven.’ Dan ben ik zo vrolijk, dan kan ik wel dansen. Dan ga ik meteen iedereen bellen om het te vertellen. Toen Linde Faas liet weten dat ze mijn boek Atta wilde illustreren, heb ik ook gedanst. Linde is de max.
Mag het ook zijn: waarover wil je geen boek maken? Over rekensommen, want daar houd ik niet van. En over vuilnisbakken, want die vind ik vies. Hoewel, wie weet wat voor spannende dingen je kunt vinden in een vuilnisbak?
Ik vind het heerlijk als lezers enthousiast vertellen over een van mijn boeken. Dan ga ik blozen en voel me een tovenaar. Eerst was er niets en toen was er een verhaal en kinderen vinden het leuk, of ze nou jong of stokoud zijn.
Vrijheid. De vrijheid om hoog boven de boomtoppen rond te zweven op de rug van een arend terwijl je eigenlijk in je bed ligt. Om op een mammoet te jagen, terwijl je in de klas rekensommen zit te maken. Om een kikker te zijn en in een vijver te springen, terwijl je net je been hebt gebroken en twee weken niet kunt lopen. In je gedachten ben je vrij en dat is het mooiste wat er is.
Bekijk alle makers
Benieuwd naar de auteurs, illustratoren en vertalers die verbonden zijn aan Uitgeverij Lemniscaat? Wij stellen ze graag aan je voor!