Inge Besaris
Biografie
Inge Besaris is schrijver en theatermaker. Onder de naam Theater Snater maakt ze met haar partner sinds 1984 voorstellingen voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Ze schreef onder andere voorleesverhalen voor Sesamstraat en in 2021 debuteerde ze bij Lemniscaat met Ridder Tim.
Inge is te boeken via Theater Snater of De Schrijverscentrale.
Meer over Inge Besaris:
Interview
Wil je meer weten over deze maker? Lees hier het interview!
Wandelen met mijn opa. Dat klinkt misschien een beetje suf, maar het was een groot avontuur. Een survivaltocht van Dieren (waar het huis van mijn opa en oma stond) naar Laag-Soeren (daar woonden mijn oom, tante en grote, stoere neef). We begonnen keurig op de stoep, terwijl oma ons nazwaaide. Zodra ze ons niet meer zag, sloegen we een bospad in op zoek naar bramen en beukennootjes. Opa vertelde over de vogels, de bomen en de oorlog. En natuurlijk over de kabouters, die zich nooit lieten zien omdat ze te verlegen waren. Naast het bos was een veld met knollen en prikkeldraad eromheen. Mijn opa pakte zijn grote, rode zakdoek en tilde het prikkeldraad op, zodat ik eronderdoor paste. Terwijl hij op de uitkijk stond, pikte ik snel twee knollen. Zodra ik weer onder het prikkeldraad door gekropen was, zetten we het op een lopen. Verderop stond een bank met een geel bordje. “Laat niet als dank...” stond erop. Samen zeiden we het rijmpje:
‘Laat niet als dank voor het aangenaam verpozen, de eigenaar van het land, de schillen en de dozen.’ (Dat betekende dat je geen rotzooi achter moest laten.) Opa spreidde zijn zakdoek en schilde een knol met zijn zakmes. Daarna sneed hij er plakjes af die ik opat. Zelf kon hij ze niet eten want mijn opa had geen tanden meer. De andere knol namen we mee voor oma.
Het laatste stuk van de reis was het spannendst. Met opa’s hand stevig om de mijne staken we het erf van een boerderij over. Als we pech hadden was de hond buiten en die rende dan blaffend op ons af. Van opa mocht ik niet wegrennen en moest ik vooral rustig blijven, wat ik heel lastig vond. Opa snapte hoe dat werkte met honden omdat hij zelf altijd honden had gehad. Hij liet hem aan zijn hand ruiken en sprak vriendelijke woordjes als ‘braaf zo’ en ‘fijne hond’. Als de hond begon te kwispelen mochten we doorlopen naar het dorp, waar mijn tante op ons wachtte met taart.
Heel veel lezen, tekenen en speurtochten doen met kinderen uit de buurt.
Dan word ik uit mezelf wakker, meestal rond 9.00 uur. Eerst ga ik rustig ontbijten met de krant en koffie. Daarna douch ik, kleed ik me aan en ga ik schrijven. Mijn verhaal trappelt van ongeduld en zodra ik mijn laptop openklap, stromen de woorden. Een paar uur later stap ik uit die andere wereld om te lunchen in de tuin. De zon schijnt op mijn ideale dag en het is precies lekker, zo’n 25 graden. Ik maak een lange wandeling met de honden en daarna ga ik een paar rondjes zeilen met mijn liefie. We eten aan boord bij de mooiste zonsondergang. ’s Avonds gaan we naar een mooie theatervoorstelling en daarna kruip ik in bed met een mooi boek.
Terschelling. We hebben er heel veel zomers gekampeerd en gespeeld met onze theatergroep Theater Snater. Maar we komen er ook graag in andere seizoenen, het is gewoon een prachtig eiland. Ik houd erg van de zee, de duinen en het gigastrand waar het nooit druk is. Maar er is ook bos, hei en een meertje waar je in kunt zwemmen. In de dorpen zijn leuke winkels en restaurants en er is zelfs een minibioscoop voor 51 mensen. En Irina Filcer (de illustrator van Takkenhoofd) woont er ook!
Vliegen. In mijn dromen kan ik het al en dat voelt zóóó geweldig! Sowieso vind ik dat mensen vleugels zouden moeten hebben. Dan heb je geen auto’s, bussen of vliegtuigen nodig, dus dat scheelt een heleboel uitlaatgassen. En je hoeft nooit meer tegen de wind in te fietsen!
Boven op een berg zitten, terwijl het onweerde. Ik kan het je zeer afraden en ben nog steeds verbaasd dat ik het overleefd heb.
Dat is hetzelfde boek waar ik om moest huilen, zie volgende vraag.
De hut van oom Tom van Harriet Beecher Stowe, geschreven in 1852. Misschien niet het eerste boek waar ik om moest huilen, maar wel het hardst. Ontroostbaar was ik. Het ging over de onrechtvaardigheid van slavernij en heeft ook echt bijgedragen aan de afschaffing ervan.
Lastige vraag... Ik denk Fagin uit het boek Oliver Twist van Charles Dickens. Hij is een oude dief en leidt een bende van jonge zakkenrollers. Wat ik leuk aan hem vind is dat het een slechterik is die op zijn manier ook goed voor de kinderen zorgt.
De gulle boom, geschreven door Shel Silverstein en vertaald door Arthur Japin, omdat ik het zo lief en ontroerend vind.
Als kind was ik al dol op verhalen en ik las veel. Maar mijn eerste grote liefde was poppenspel en dat doe ik nog steeds, met veel plezier. Als poppenspeler heb je verhalen nodig en die maakte ik zelf. Ook schreef ik liedjes voor het bandje waar ik in zat. Dus misschien was ik toen al schrijver, maar zo noemde ik me nog niet. Later leerde ik Brigida Almeida kennen. Zij tekende voor Sesamstraat en zocht iemand die kon schrijven. Samen maakten we voorleesverhaaltjes over Zwervertje en toen besefte ik pas hoe leuk ik dat vond.
Ik heb een cursus jeugdliteratuur gedaan bij de schrijversvakschool en daarna de opleiding ‘Proza voor kinderen’ bij Scriptplus. Daar heb ik veel aan gehad. Ik leerde over perspectief en verhaalstructuur, moest allerlei opdrachten doen en ontdekte mijn eigen stijl. We lazen elkaars werk en leerden tips geven en ontvangen. Na de opleiding ben ik blijven schrijven en herschreef ik een boek dat ik eerder in eigen beheer had laten drukken en bij onze voorstelling verkocht: Ridder Tim. Ik stuurde het op naar Lemniscaat en zij wilden het uitgeven.
Van het leven en dan vooral dingen die ik onrechtvaardig vind of lastig. Als ik met de hond wandel en ik denk aan die dingen dan kan er zomaar een verhaal binnenvallen.
Mijn favoriete kinderboekenschrijver is Sjoerd Kuijper. Ik houd van zijn taal, zijn humor, zijn helderheid en warmte. De serie over Robin is prachtig!
Ik neem een flinke kop koffie en ga schrijven. Tenminste... dat is het plan. In werkelijkheid moet ik ineens nodig stofzuigen, het bed verschonen of de ramen lappen. Waarom? Geen idee. Ik vind poetsen namelijk ontzettend stom en schrijven vreselijk leuk, dus dat is het niet. Veel schrijvers schijnen last te hebben van uitstelgedrag en ik ben daar een voorbeeld van. Misschien omdat, als ik eenmaal schrijf, ik nergens anders meer aan wil denken? Die kop koffie vergeet ik trouwens meestal op te drinken.
Nee. Er zijn weleens momenten dat het niet lekker gaat. Bijvoorbeeld toen mijn vader een hartaanval had gekregen en ik me daar zorgen over maakte. Dan helpt het mij om iets praktisch te doen. Interviews kijken met kermiskinderen als onderzoek voor een nieuw verhaal of zoiets.
Rare verhalen bestaan niet, volgens mij. Ik heb wel ooit een liefdesbrief geschreven aan mijn oude spijkerbroek, maar of dat raar is?
Dat ik op een bankje onder een broccoli-boom in Sesamstraat toekeek hoe Aart Staartjes (een jeugdheld) mijn verhaaltjes voorlas.
Over het leven op een camping. Mijn vader heeft ooit een camping gehad en wij hebben zelf jarenlang gekampeerd, dus inspiratie genoeg. En ik heb ook al een titel: Camping Beppe.
Dat zo’n prachtige uitgever als Lemniscaat mijn boeken uitbrengt.
Volg je eigen hart en laat je niet van de wijs brengen.
Bekijk alle makers
Benieuwd naar de auteurs, illustratoren en vertalers die verbonden zijn aan Uitgeverij Lemniscaat? Wij stellen ze graag aan je voor!